50. Uitgestorven dieren

Geologische zichtbaarheid

Een diersoort wordt als uitgestorven aangemerkt, als de levende vorm van een betreffende soort in de zichtbare zichtbaarheid van de waarnemer verloren is gegaan. Het objekt (fossiel) komt op een gegeven moment binnen het zichtbare zichtbaarheidsgebied (X) van de waarnemer (fig. 196). Deze trekt uit de empirische vorm – als Derde Kwadrant grootheid – bepaalde conclusies, die in  geldigheid buiten dat kwadrant treden. Dat wil zeggen: er wordt een  idee van de (levende) diersoort gevormd (in kwadrant II) en in een vergelijkingsproces  wordt een mogelijke leefomgeving geformeerd (in kwadrant IV).

fossil

Fig. 196 – Een illustratie van het zoeken naar sporen van de Bijbelse Zondvloed. De Zwitserse onderzoeker Johann Jakob Scheuchzer (1672 – 1733) staat hier bij een verzameling fossielen die – volgens hem – ontstonden tijdens deze gebeurtenis. Een ets uit zijn boek ‘Museum diluvianum‘, gepubliceerd in 1716.

Op grond van waarnemingen kan een vergelijkingsproces tussen diersoorten en de aardlagen op gang worden gebracht. Na plaatsbepaling (van de fossielen) worden de aardlagen gedateerd. De quadralektiek gaat een stap verder en construeert uit de grenzen van de zichtbare zichtbaarheid, in relatie met de waarnemer, een verloop van het communicatieproces: het al of niet aanwezig zijn duidt op een bepaald moment in de communicatie tussen de diersoort (het fossiel) en de waarnemer.

Als voorbeeld worden hier twee uitgestorven diersoorten, te weten de Trilobieten en de Ammonieten, aan een quadralektische zichtbaarheid onderworpen.

Trilobieten

De (uitgestorven) diergroep van de Trilobieten bestaat uit zeedieren, die in meer of mindere mate voorkomen in aardlagen, die een ouderdom hebben van tussen de 545 miljoen (begin Cambrium) en 245 miljoen jaar (eind van het Perm) (fig. 197).

trilobits

Fig. 197 – Enige voorbeelden van Trilobieten uit verschillende perioden. De Cryptolithus komt uit het Ordovicium (1). Het genus Acaste (2) maakt deel uit van de suborde van de Phacopina  en komt uit het Siluur.  Het genus Scutellum (3) werd gevonden in het Beneden Devoon. Paradoxides (4) is veel ouder en dateerd uit het Midden Cambrium. Het genus Orometopus (5) komt uit het Beneden Ordovicium. Tenslotte komt het genus Homagnostus (6) uit het Boven Cambrium en behoort tot de orde van de Agnostida.

De periode van het Cambrium tot en met het Perm (545 – 245 miljoen jaar geleden) is de zichtbare zichtbaarheidsperiode van de Trilobieten (X) en kan op een CF-grafiek worden aangegeven (zie fig. 198).

gebiedXtrilobieten

Fig. 198 – De CF-grafiek van de uitgestorven diersoort van de Trilobieten. De zichtbare zichtbaarheidsgrenzen (EZ en LZ) liggen aan het begin van het Cambrium (545 miljoen jaar) en het eind van het Perm (245 miljoen jaar geleden).

De berekening van de gehele veleenlengte (V = de gehele CF-grafiek) wordt uit de zichtbare zichtbaarheidsperiode X afgeleid, aangezien bekend is, dat deze periode 10/16e deel van de totale veleen-lengte V uitmaakt.

trilobit1

Met de kennis van de AB (of BU = basic unit)  kunnen de buigpunten van de CF-grafiek worden berekend:

  X = – 545      Y = 11.00 (EZ)                        X = – 365     Y = 13.00 (TZC)

  X = – 515      Y = 11.00 (TP)                         X = – 305     Y =   6.00 (TGT)

  X = – 485     Y =  6.00 (EGT)                      X = – 275      Y = 11.00 (VP)

  X = – 425     Y = 13.00 (EZC)                      X = – 245      Y = 11.00 (LZ)

  X = – 395     Y = 10.00 (PP)

De afkortingen van de buigpunten van de CF-grafiek worden gegeven als (zie ook de nomenclatuur van de CF-grafiek: fig. 16 en 17 in: Zichtbaarheid als sleutelbegrip): EZ (Eerste Zichtbaarheid); TP (Toenaderingspunt); EGT  (Eerste Grote Toenadering); EZC  (Eerste Zichtbaarheidcrisis); PP (Pivotale Punt); TZC  (Tweede Zichtbaarheidcrisis); TGT  (Tweede Grote Toenadering); VP (Verwijderingpunt); LZ  (Laatste Zichtbaarheid).

Het is interessant om deze buigpunten – en hun betekenis in een quadralektische communicatie – te vergelijken met de evolutionaire ontwikkeling van de Trilobieten, zoals die in de tekstboeken wordt gegeven. De geschiedenis van de Trilobieten wordt dan een voortgang van toenadering  (intensio) en verwijdering (remissio) tussen een klasse (uit het dierenrijk) en een waarnemer (fig. 199).  De bijzonderheden van de CF-grafiek kunnen worden vergeleken met het aantal families van de Trilobieten in de geologische tijd (die weer een maat zijn voor de levensomstandigheden van de soort).

trilobit

Fig. 199 – Het aantal Trilobieten families tijdens het voorkomen van het Beneden Cambrium tot het Boven Perm. Een viertal ‘catastrofale’ gebeurtenissen (major events) in de geologische tijd zijn aangeduid.

De interactie tussen deze benaderingen, te weten het ‘gegeven feit’ en een ‘karakterisering van de CF-grafiek’, komen in een quadralektische benadering samen. Een moderne wetenschappelijke opvatting zal zich bewust moeten zijn, dat geen van deze twee opvattingen prioriteit heeft: de ‘tekstboek’ geschiedenis, afkomstig van zoveel mogelijk authoriteit, is gelijk aan de ‘CF-benadering’, waarbij het subjectieve element is aangegeven (en waarbij ook een keus uit maximale kennis is gemaakt).

Ammonieten

Als tweede voorbeeld wordt de uitgestorven diergroep van de Ammonieten behandeld. Deze inktvisachtigen (fig. 200), die in uiterlijk overeenkomen met de nog levende Nautilus, komen voor in aardlagen, die zijn gedateerd als begin-Devoon tot het einde van het Krijt. Deze markeringspunten zijn  respectievelijk 395 en 65 miljoen jaar geleden.

ammo1

Fig. 200 – Afbeeldingen van Ammonieten (Cornus ammonis of ‘snake-stones’) zoals gegeven in Robert Hooke’s boek ‘Discourse on Earthquakes’, uitgegeven in 1703.

De Ammonieten zijn fossiele zeedieren uit de klasse van de Cephalopoda, waartoe ook de modern inktvissen en octopussen behoren. De meerderheid van de ammonieten leefde echter vanaf het begin van het Devoon (395 miljoen jaar geleden) en stierven uit aan het eind van het Krijt (65 miljoen jaar geleden), samen met de Dinosauriërs.

ammo4

Fig. 201 – De zichtbare zichtbaarheidsperiode (X) op de CF-grafiek van de uitgestorven diergroep van de Ammonieten. De zichtbaarheidsgrenzen liggen respectievelijk 395 en 65 miljoen jaar geleden.

Uit de zichtbare zichtbaarheidsperiode (X) kan, op dezelfde wijze als bij de Trilobieten, de totale lengte van de CF-grafiek (V) worden berekend: te weten 528 miljoen jaar.

ammo2

Een individueel lijnstuk tussen buigpunten (1/16e V) komt voor de Ammonieten uit op 33 miljoen jaar. De buigpunten kunnen vervolgens worden berekend en een grafiek samengesteld (fig. 202):

X = – 395      Y = 11.00 (EZ)                        X = – 197     Y = 13.00 (TZC)

X = – 362      Y = 11.00 (TP)                        X = – 164     Y =  11.00 (III – IV)

X = – 329      Y =  6.00 (EGT)                     X = – 131      Y =  6.00 (TGT)

X = – 296     Y = 11.00 (II – III)                  X = – 98       Y = 11.00 (VP)

X = – 263     Y = 13.00 (EZC)                      X = – 65        Y = 11.00 (LZ)

X = – 230     Y = 10.00 (PP)

De afkortingen van de buigpunten van de CF-grafiek worden gegeven als (zie ook de nomenclatuur van de CF-grafiek: fig. 16 en 17 in: Zichtbaarheid als sleutelbegrip): EZ (Eerste Zichtbaarheid); TP (Toenaderingspunt); EGT  (Eerste Grote Toenadering); EZC  (Eerste Zichtbaarheidcrisis); PP (Pivotale Punt); TZC  (Tweede Zichtbaarheidcrisis); TGT  (Tweede Grote Toenadering); VP (Verwijderingpunt); LZ  (Laatste Zichtbaarheid).

ammo8

Fig. 202 –  De CF-grafiek van de uitgestorven diersoort van de Ammonieten. De zichtbare zichtbaarheidsgrenzen (EZ en LZ) liggen aan het begin van het Cambrium (545 miljoen jaar) en het eind van het Perm (245 miljoen jaar geleden).

De geschiedenis van de  Ammonieten kan nu in nieuwe termen worden beschreven. Er vindt een (eerste) toenadering plaats aan het begin van het Carboon (395 – 2 x 33 = 329 jaar geleden). De Eerste Zichtbaarheidscrisis (EZC) is rond 263 miljoen jaar (begin van het Perm), het Pivotale Punt (PP) ligt aan het eind van het Perm (230 miljoen jaar). De ‘Gouden Eeuw’ valt aan het begin van het Jura-tijdperk (fig. 203) en de Tweede Grote Toenadering (TGT) is aan het begin van het Krijt gesitueerd .

ammo6

Fig. 203 – Ammonieten uit de Lias (Onderste Jura) laten een grote variatie zien en gecompliceere suturen. Toch had hun overleven een paar miljoen jaar eerder aan een zijden draadje gehangen, toen bijna de hele populatie van de Ammonoidea uitstierf. Op de CF-grafiek valt deze gebeurtenis bijna samen met de Tweede Zichtbaarheidscrisis (TZC).

De geschiedenis van de Ammonieten is een voortgang van toenadering  (intensio) en verwijdering (remissio) tussen een klasse (uit het dierenrijk) en een waarnemer.  De bijzonderheden van de CF-grafiek kunnen worden vergeleken met het aantal families van de Ammonieten in de geologische tijd (fig. 204).

ammo7

Fig. 204 – Het aantal families in de Ammonoidea tijdens het voorkomen van het Beneden Devoon tot het eind van het Krijt (aangepast volgens MOORE (1959/1997) en CLARKSON (1979). Een viertal ‘catastrofale’ gebeurtenissen (major events) in de geologische tijd zijn aangeduid.

De bovenstaande grafiek laat zien dat de evolutionaire ontwikkeling van de Ammonieten met horten en stoten plaatsvindt. Tot twee keer toe (eind Perm en eind van de Trias) werden de leefomstandigheden wereldwijd ernstig bedreigd voor deze soort. Maar steeds weer vond een opleving plaats, tot de uiteindelijke, bijna totale, uitsterving plaatsvond aan het eind van het Krijt (samen met de Dinosauriërs.).

Wat de voorgaande benadering vooral naar voren wil halen, is een andere vorm van geschiedschrijving, gebaseerd op een zichtbaarheidsperiode (in relatie met een waarnemer). Tijd is een gebied, geen lijn. De ondertoon is geen liniare ontwikkeling, maar een (cyclische) relatie tussen waarnemer en het waargenomene in de ruimte. Wie dit begrijpt, zal in de navolgende behandeling van de geologische en kosmische geschiedenis een andere wereld krijgen aangeboden, waar nieuwe inzichten mogelijk zijn.

CLARKSON, E.N.K.  (1979).  Invertebrate Palaeontology and Evolution. George Allen & Unwin Ltd., London. ISBN 0-04-560007-4

MOORE, Raymond C. (1959/1997). Treatise on Invertebrate Paleontology. Part O, Arthropoda 1: Trilobita. Geological Society of America and University of Kansas Press.

Plaats een reactie